In oktober aan het begin van het toeristenseizoen ben ik samen met een vriend voor anderhalve week naar de Kaapverdische eilanden vertrokken. Ons voorgenomen plan was op 3 eilanden te bezoeken, om hiermee de bekende diversiteit van Kaapverdië te kunnen ontdekken.
Sal

Na een vlucht van slechts zes uurtjes kwamen we aan op Sal alwaar we vrij snel door de immigratie en douane heen waren. Ondanks het geringe formaat van het eiland verbaasde het me toch dat de rit naar ons appartement nog een half uur duurde. Maar ach, vakantie! Ons appartement had een mooi zwembad omringd door allerhande kleurige bloemen en uitkijkend op de oceaan. Absoluut niet vervelend om daar wat dagen door te brengen.
Op onze tweede dag hebben wij het kale eiland verkend met een gecharterde taxi. Onze taxichauffeur heeft ons enkele bezienswaardigheden op Sal laten zien. Allereerste zijn we naar Pedra de Lume geweest, de oude zoutmijnen van Sal waar het eiland zijn naam aan te danken heeft. Bij aankomst loop je de ingang door om vervolgens in een soort krater terecht te komen waar diverse zoutbaden in verschillende stadia van verdamping te zien zijn. In een aantal baden kun je ook zwemmen, nou ja: drijven. Je kunt je ook met de modder laten insmeren, maar aangezien ik de zoute drek tussen mijn tenen al glibberig genoeg vond, hebben we dat maar overgeslagen.
Na het badderen zijn we doorgereden naar Barracuda, “het blauwe oog”, een gat in een rots waar de zee onderdoor stroomt. Gelukkig waren wij er op het juiste moment, want slechts 1-2 uur per dag schijnt de zon precies in het gat waardoor het blauwe oog ontstaat. Bijzonder om te zien!
Na onze dagtrip zijn we heerlijk gaan lunchen in het gezellige dorpje Santa Maria om daarna een middag te genieten op het prachtig witte strand.
Santiago
Omdat we niet tien dagen aan het strand wilden liggen zijn we de volgende dag door gevlogen naar Santiago, de bakermat van Kaapverdië. Praia, de hoofdstad van het eiland ligt deels op een plateau en deels rondom het plateau. Ons hotel lag op het plateau, wat ons al lopend door het oude centrum een mooi uitzicht bood over de stad.
Vlakbij Praia ligt de oorspronkelijke hoofdstad van het eiland, Cidade Velha. Bovenop een berg ligt het fort dat de Portugezen gebruikten om hun territorium te kunnen verdedigen tegen andere zeevarende naties die het voorzien hadden op de Kaapverdische eilanden (waarvan men niet eens wist hoeveel eilanden het exact behelsde op dat moment). Bij het fort hebben wij een rondleiding genoten van een Kaapverdische jongen die prachtig kon vertellen over de historie van het fort, de omgeving en de lager gelegen stad. Het toegangsgeld dat je betaalt komt ook nog eens ten goede aan de restauratie van dit prachtige fort.
Vanaf het fort kun je via de grote weg, maar ook via een soort varkenspad naar het dorp afdalen. Het plaatsje staat op de UNESCO-werelderfgoedlijst wat inhoudt dat je je echt in een soort openlucht museum waant. Wel eentje waar de airco hoger zou mogen, want hoewel het in Praia prima vertoeven is, lig de temperatuur in Cidade Velha ver boven de 30-35 graden. Hoewel we best meer hadden willen bekijken in het oude centrum, zorgde de temperatuur er voor dat we vooral mensen hebben gekeken vanaf een idyllisch aan het strand en de oceaan gelegen terrasje. Om toch nog cultureel verantwoord bezig te zijn hebben we geluncht met het toch enigszins onverwacht heerlijke cachupa, het traditionele bonen- en maisgerecht van Kaapverdië.

De volgende dag zijn we vanuit Praia met een aluguer, een busje voor 14 personen dat helaas pas vertrekt als deze vol is, naar Assomada vertrokken. Assomada ligt halverwege het eiland Santiago en volgens de reisgidsen zou de rit van anderhalf uur er naar toe alleen al de moeite waard zijn. Dat was zeker waar! In tegenstelling tot het vrij vlakke landschap van Sal zijn de binnenlanden van Santiago zeer bergachtig, dus de rit naar Assomada leidde ons via diverse kloven en bergtoppen door een zeer groen landschap (nog een verschil met Sal, waar je volgens mij meer koeien en geiten dan struiken en bomen hebt).
Een punt waar ik de reisgidsen ongelijk moet geven betreft de bezienswaardigheden in Assomada zelf: de Afrikaanse markt zou zeer bijzonder moeten zijn, maar persoonlijk heb ik andere markten gezien die mooier waren. Misschien ook omdat de markt eigenlijk alleen maar een dagelijkse groente-en fruitmarkt is. Omdat we geen goede plattegrond hadden van Assomada en we dus niet te ver van de halte van de aluguer wilden afwijken, zijn we na de lunch maar weer richting Praia teruggekeerd.
Fogo
De volgende ochtend vroeg keerden we voor de derde keer richting luchthaven om door te vliegen naar het vulkanische eiland Fogo. Omdat we al om 8 uur ’s ochtends aankwamen in de hoofdstad Sao Felipe en dus alle tijd hadden om in de dorpjes in de Cha das Caldeira te komen, hebben we eerst rond gekeken in het stadje zelf. Wat een prachtig bont gekleurd plekje met heerlijk door de straten kuierende bevolking. En dan heb ik het nog niet eens over de bizarre gitzwarte stranden van vulkanische as. Misschien wel het mooiste plaatsje dat ik heb gezien op Kaapverdië. Als we de tijd gehad zouden hebben, had ik hier best een dag langer hebben willen rondhangen.

Begin van de middag zijn we met de taxi dan toch naar Cha das Caldeira vertrokken, een rit die je alleen maar hoger lijkt te leiden, tot dat je dan toch op het hoogste punt komt en de weg je al zigzaggend de Caldeiras in leidt. De route naar de twee dorpjes in de Caldeira leidt je onder meer langs de lavastromen van de uitbarsting van 1995, waar onze taxichauffeur ons de kans gaf even rustig om ons heen te kijken naar het verbijsterende landschap. Ik was wel eerder op of in de buurt van een vulkaan geweest, maar ik had niet eerder de uitgeharde lavastromen gezien. Het deed ons alleen maar meer uitkijken naar de volgende dag waarop we de vulkaan Pico do Fogo zelf zouden beklimmen.
De volgende ochtend toen we om zes uur klaar moesten staan om de beklimming aan te vangen, dachten we daar even anders over trouwens. Met onze gids startten we vanuit Cha das Caldeira richting de voet van de vulkaan. Het eerste deel is vrij eenvoudig over vlak terrein langs de akkers van de boeren in het gebied. Daarna begint de route echter te stijgen over verschillende ondergronden als grote rotsen, as en grind. Het was echt handen-voeten-klauterwerk af en toe, maar het uitzicht tijdens de rustpauzes werd hoe hoger hoe fascinerend. Op een gegeven moment zaten we zelfs boven de wolken! Net op het moment dat ik me begon af te vragen hoe ver we nog moesten –ik had mezelf maar af geleerd constant omhoog te kijken: dat was beter voor mijn evenwicht én minder ontmoedigend- wees onze gids naar boven: we hoefden nog maar een meter of 10!

Eenmaal op de rand van de krater konden we geen genoeg krijgen van het uitzicht, maar we konden er natuurlijk niet eeuwig blijven zitten. Onze gids gaf onze de keuze om de korte route af te dalen of eerst nog naar het hoogste punt van de krater te gaan om vervolgens af te dalen via de tweede krater van de vulkaan. Nu we er toch waren besloten we dan maar de lange route te nemen. Dat betekende eerst nog verder omhoog klauteren alvorens te moeten afdalen. Dat was het gedeelte waarop ik me echt begon af te vragen waar ik aan begonnen was. Wanneer ik een berg beklim, neig ik er namelijk altijd naar te vergeten dat ik afdalen verschrikkelijk vind. Maar goed, ik had weinig keus. Het eerste gedeelte van de afdaling gaat over grote stukken rots en wegglijdend grind, maar als je dat stuk eenmaal overwonnen hebt, kom je op een helling van vulkanisch as. Als je de techniek een beetje onder de knie hebt, kun je de helling in volle vaart afrennen, omdat je bij elke stap die je zet tot halverwege je kuit in de aslaag weg zakt. Ik bleek ook hier niet zo’n ster in te zijn, want elke paar stappen viel ik weer op m’n kont, maar dat gaf mij gewoon meer tijd om van het uitzicht te genieten.
Bij het afdalen van de ashelling kwamen we ook langs de kleinere krater van de vulkaan. Deze krater was ontstaan tijdens de uitbarsting van 1995 en is compleet verschillend van de grote krater: waar de grote krater een groot gapend gat is waar je niet in wilt vallen, maar verder niets aan ziet, is de kleine krater een verzameling van in verschillende kleuren uitgeslagen gesteente. Deze krater was ook echt warm. Hier wilde je zeker niet doorheen. Maar laat dat nou net de route zijn die ons gids voor ogen had.
Via het onwerkelijke landschap van de krater kwamen we uiteindelijk weer terecht tussen de akkertjes om weer terug te kunnen wandelen naar ons pensionnetje. Daar hebben we de rest van de dag niet meer gedaan dan lunchen, het zwarte stof van onszelf af wassen en rusten, want we waren redelijk op na zes uur klimmen en dalen.
Uitrusten op Sal en terug naar huis
De volgende ochtend moesten we met spierpijn en al wederom vroeg op om om 7 uur onze vluchten terug naar Sal te kunnen redden. Voordat we terug zouden vliegen naar Nederland hadden we onszelf namelijk nog een paar dagen strand gegund om heerlijk uit te rusten na alle ontberingen. Deze dagen strand, zon en rust waren de perfecte afsluiting van een fantastische rondreis door Kaapverdië.

Achtergrond reisverslag
Dit reisverslag is ingezonden door mevrouw Carmen (33) uit Utrecht. Wil je ook jouw ervaringen en/of tips delen? Schrijf een leuk reisverslag en stuur ons dit op.